Deze pagnina wordt niet langer onderhouden,
ga naar onze nieuwe website, voorlopig enkel in het Engels.
Onderzoek > Typisch onderzoek:
Manoeuvreergedrag gedrag van schepen in ondiep water
Havens spelen een belangrijke rol in de economische welvaart.
Dit geldt in het bijzonder voor de Vlaamse havens, waarvan het belang het regionale ver overstijgt; een niet
onaanzienlijk deel van de Europese import en export gaat langs deze havens. Het waarborgen van de toegankelijkheid tot deze havens is dus
van cruciaal belang voor het behoud van de welvaart.
Een reder wenst zo veel mogelijk te transporteren aan een zo laag mogelijke kostprijs.
Een van de manieren waarop hij dit kan doen is door schaalvergroting. Een groter schip kan met een
even grote bemanning en een quasi gelijk blijvende vaste kost meer producten transporteren en dus een grotere winst genereren. Een
keerzijde aan deze medaille is dat de schepen groter worden, zonder dat de verticale en horizontale afmetingen van de
vaarweg (even snel kunnen) vergroten. De grotere schepen moeten dus de havens bereiken langs relatief kleinere vaarwegen.
Dit heeft een aanzienlijk effect op de manoeuvreerbaarheid van het schip:
- De beperkte waterdiepte zal de drukverdeling onder het schip wijzigen en
leiden tot een toename van de hydrodynamische krachten. De manoeuvreerbaarheid wordt moeilijker
wat zich onder andere uit in een aanzienlijke toename van de draaicirkel van het schip;
- De squat (inzinking en vertrimming van het schip) neemt toe met afnemende
kielspeling wat de kans op bodemraking vergroot. Een analoge opmerking kan gemaakt worden voor de toegangswegen die
onderhevig zijn aan invloed van golven, zoals de Scheurpas. Door de golven zal het schip stampen, dompen en slingeren. Bij
een groter schip kunnen die stamp- en dompresponsie kleiner zijn, afhankelijk van het golfspectrum, maar toch
verhoogt de kans op bodemraking door de kleinere kielspeling en het grotere effect van de slingerbeweging (ten gevolge van
golven, wind, bochten) bij bredere schepen;
- Naar een drukke haven zoals die van Antwerpen is er veel scheepstrafiek. De
schepen kruisen elkaar en kunnen elkaar oplopen, waarbij de hydrodynamische drukvelden van beide schepen met
elkaar kunnen interageren en er krachtwerkingen tussen beide schepen ontstaan. Deze schip-schip interactie kan
ervoor zorgen dat de schepen naar elkaar toe getrokken worden, met een ongeluk tot gevolg. Met de toenemende grootte van de
schepen neemt de kans op deze interactie eveneens toe;
- Niet alleen is er interactie tussen de schepen onderling, maar ook tussen
schip en oever. Indien het schip excentrisch vaart ten opzichte van een oever dan is het hydrodynamisch drukveld verschillend
aan stuurboord en bakboord. Als een gevolg hiervan wordt het schip aangezogen door de oever. Dit fenomeen wordt
opnieuw versterkt bij kleinere kielspelingen;
- In verschillende havens wereldwijd (o.a. Zeebrugge, in mindere mate Antwerpen)
accumuleert slib zich op de bodem van de vaargeul. Dit slib dient weggebaggerd te worden. Het bovenste gedeelte is
echter meestal sterk vloeibaar slib, dat moeilijk gebaggerd kan worden. Indien de diepgang van de schepen toeneemt dan komt
de kiel in contact met deze sliblagen. Zelfs bij een kleine speling tussen de top van de sliblaag en de kiel van het schip
is de invloed op de manoeuvreerbaarheid van het schip merkbaar.